Nacht der eenzamen

Wie eenzaam is, kan weinig delen maar des te meer verliezen. Hoop, geloof en liefde glijden met het waswater door het afvoerputje. En de dag begon zo goed.

Een lekker ontbijtje, krantje op de bank, kat op schoot, koffie met kransjes. De gedempte rust van bevroren kou houdt de buitenwereld nog even fijn buiten. Een beetje de dag doorbladeren, de hakken slijpen, de nagels in de vernis en ach, waarom niet, we trekken de port open. Je gaat richting het Grootstedelijk Midwinter Tango Festival en – gezien de entreeprijzen – moet dat wel het beste zijn wat tangominnend Nederland te bieden heeft. Er zijn in elk geval genoeg mensen. Je weet dat gezien worden slechts voor enkelen is weggelegd en daarin sta je juist eens níet overweldigend alleen in. Een goede vriend gunt je de eerste kennismaking met de vloer en met de cohorten wilden die uit hun holen zijn gekropen. Hortend en stotend kom je in de stroop van de salon. Na een dans of wat voorzichtig naar de bar waar een jolig type glaswerpen oefent. Mijn god, we worden oud. Koude tocht langs de kuiten. Koude rode wijn. Kille blikken in je rug.

Je bekijkt hoe motorisch gestoorden als een losgeslagen haakse slijper wild om zich heen maaien. Daartussendoor de tango slick, de fine fleur van feestelijk goede dansers en -essen. Die redden zich wel. Die redden zich altijd. Je sipt van je wijn die maar niet warmer lijkt te worden. Op een mindere dag zou je dat als een slecht teken zien. Je probeert nog een dans met een voormalig kogelstoter uit Centraal-Moldavië, en later nog met iemand waarvan je had gezworen nooit meer je aura door te laten bevuilen. Nood breekt wet – en menig geweten.
Bij hak nr. 14 op je hiel, gooi je de handdoek in de ring. Je droogt je aura af, neemt een ferme slok wijn, en bedenkt dat in sommige culturen koude rode wijn een teken van beschaving is.

Dit is geen salon.
Dit is geen feest.
Dit is geen gezellig samenzijn. Dit is bloedserieus.
Men jaagt. Wil niet die ene goede danser missen. Die mooie dame, die diepgebronste adonis met meer vet in zijn haar dan aan zijn lijf. Men is op jacht naar de ideale dans en voilà! de holenmens wordt wakker. Er wordt niet geflirt, er wordt gedreigd en gestolen. En alleen het beste is goed genoeg, de zwakke zieltjes worden gespaard – en daardoor des te minder. Er hangt razernij in de lucht, driften, hormonen, onverwerkte verledens en dubbele ego’s. Hier woedt bloedeloze anarchie.

Naast je zit een dame, ze knikt begrijpend. Aan de overkant heeft je goede vriend zojuist zijn ego ingepakt; er zijn er meer die liever lief blijven. Je grinnikt, lacht, schatert, brult, bulkt, komt niet meer bij, rolt van de bank. Je gaat naar het toilet om op adem te komen van deze prehistorische komedie. Nog nasnikkend zie je jezelf in de spiegel. Je schrikt. Je ziet de tranen achter je ogen terugkruipen, je gezicht verstijft tot een venijnige grimas. Je voelt een gemiste arm om je heen; het blijkt je eigen arm te zijn. Uit de zaal klinkt een tango:

Daar waar de eenzamen de nachten tellen,
valt de schaduw dubbel donker op hen neer.
Ik huil, want ik heb ze gezien noch geholpen.
Ik huil, want dan zijn wij eenzamen zo eenzaam niet meer.

In zo’n nacht bijt de lach zich stuk op weerbarstige verlangens.